Heart To Heart - Business Inside

18 november

Johan Borsje en Menno van Kleef nemen een kijkje in elkaars keuken.

Wat zijn hun drijfveren? Wat is hun passie? En waarom zijn ze ondernemer?

JB Business Wear
Johan Borsje, samen met zijn vrouw eigenaar van JB Business Wear, en daarnaast in loondienst slager: ‘Mijn vrouw  is begonnen met een hobbyborduurmachine. Met handdoeken, een naam op een slabbetje, dat soort dingen. Dat doen we nog steeds, want dat is erg leuk om te doen. De eerste klant was een kinderdagverblijf van vrienden van ons. “Willen jullie op de overalletjes de naam van het kinderdagverblijf borduren?” Toen gingen we naar de Kamer van Koophandel om een nummer aan te vragen. En dat was het begin van het bedrijf, wat nu elf jaar geleden is. Langzaamaan is het balletje verder gaan rollen. De kleine hobbyborduurmachine werd een grotere borduurmachine en later zijn er twee andere, nog grotere borduurmachines bijgekomen. En daarmee borduren wij namen, logo’s, teksten, verzin het maar. Voornamelijk op bedrijfskleding, maar ook voor particuliere klanten. Afgelopen jaar zijn we ook zelf gaan bedrukken. Met een mooie printer maken we nu ook stickers voor op kleding. Binnen het bedrijf ben ik verantwoordelijk voor de buitendienst. Verkoop, klantcontact, kleding passen, aan welke eisen moet de bedrijfskleding voldoen? Mijn vrouw houdt zich voornamelijk bezig met ontwerpen en borduren; de praktische kant van de zaak. Momenteel ben ik bezig voor een klant die veiligheidskleding zoekt die beschermt tegen chemicaliën en elektriciteit, en die antistatisch is. Daar moet de kleding op gekeurd zijn. Maar wat wij eraan toevoegen ook. Adviseren wordt steeds belangrijker. En ook mensen waarschuwen om niet iets aan te schaffen wat niet voldoet aan de regels. “Ik wil het je verkopen, ik wil je naam erop zetten, maar het voldoet niet aan de regels.” Gelukkig gaat het meestal om reguliere kleding, kleding die jezelf óók draagt. Je kunt zelf met een jas aankomen en daar een logo op laten zetten, zoals we bijvoorbeeld voor Papendrecht Verrast hebben gedaan. Maar in de meeste gevallen verkopen we de kleding mee. Er zijn kledingmerken die wij het liefst verkopen, omdat de prijs-kwaliteitverhouding erg goed is. Maar de vraag is altijd wat een bedrijf ervoor over heeft? Je kan iets moois maken wat veel te duur is, of iets goedkoops wat niet aan de eisen voldoet. Het is voor mij de kunst om daar de juiste weg in te vinden. Naast bedrijfskleding bedrukken we ook sportkleding. Bedrijven geven hun medewerkers fatsoenlijke, nette sportkleding. De een komt bij tennis, de ander bij voetbal en een derde bij atletiek; het zijn wandelende reclameborden. En omdat het voldoet aan de regelgeving van reclame, 70 cm2 reclame per kledingstuk, mogen bedrijven het van de fiscus doneren aan hun medewerkers. Voor degenen die hardlopen maken we hardloopshirts, voor de hockeyers hockeykleding, voor de wielrenners wielrenpakken, noem maar op. En allemaal met diezelfde opdruk. Als je het dan hebt over secundaire arbeidsvoorwaarden, veel medewerkers zijn er heel blij mee. Als ze die kleding willen blijven dragen omdat het zo lekker zit, dan voel ik me vereerd dat ik die kleding verkocht heb. Tegenwoordig is duurzame kleding een hot item en is het belangrijk hoe kleding geproduceerd wordt. Wij hebben ook een aantal duurzame merken. Biologisch katoen, ecologische verven, geen halve containers overzee, fairtrade-boeren, geen kinderarbeid, dat is steeds meer de norm bij reguliere kleding. Tien jaar geleden was dat nog een unicum, inmiddels is dat meer regel dan uitzondering. Ook wij gaan daarin mee en adviseren vaak om te borduren in plaats van te bedrukken, omdat je daarmee de levensduur van kleding verlengd. De borduring overleeft namelijk de kleding. Die is nog mooi als de kleding versleten begint te raken. Bedrukking gaat van wassen sneller achteruit. Ik vind levensduurverlenging erg belangrijk. Want of je nu een fairtrade-T-shirt maakt of een gangbaar T-shirt, er gaat heel veel water aan verloren om katoen te wassen en te spinnen; of het nu biologische of gangbare katoen is. Het voorproces is anders, maar vanaf het moment dat het op de plank ligt moet er evenveel aan gebeuren om er kleding van te maken. En blijft het alsnog een milieu-investering. Daarom denk ik dat je met de juiste veredeling heel veel milieuwinst kunt maken.’ 

Huisartsenpraktijk M.A.J. van Kleef
Menno van Kleef, eigenaar van Huisartsenpraktijk M.A.J. van Kleef: ‘Ik heb een huisartsenpraktijk, met drie assistentes en nog een collega-huisarts. Met twee andere collega’s zit ik in een kostenmaatschap. Dat houdt in dat we een deel van de kosten delen en een deel voor ons zelf nemen. Daar hebben we duidelijke afspraken over gemaakt. Elke maand storten we een bepaald bedrag naar de gezamenlijke rekening van de drie praktijken en daar worden met name de vaste lasten van betaald, zoals huur, energie, schoonmaak, computerservice, ICT en telefonie. Heeft er iemand bijvoorbeeld een nieuwe computer of een nieuw beeldscherm nodig, dan gaat dat uit de gezamenlijke pot. Maar als je een speciale lamp op je bureau wilt hebben, dan is dat voor jezelf. Dat zorgt ervoor dat we drie praktijken, drie losse bedrijven onder één dak hebben. In mijn eigen bedrijf werken, zoals ik al zei, drie assistentes en een collega-huisarts. Als huisarts heb je een aantal klanten, patiënten die allemaal het recht hebben om gezien te worden. Je moet hierbij een aantal voorwaarden scheppen waaronder dat gebeurt. Hoe we betaald worden, is echter voor elke huisarts hetzelfde; dat gaat op vier manieren. Ten eerste ontvang je elk kwartaal een bepaald bedrag voor het aantal patiënten dat bij jou is ingeschreven. Daarnaast gebeurt dat per verrichting, per consult. Vervolgens word je betaald voor de ketenzorg, zoals de diabeteszorg en de hart- en vaatziekten. En tot slot gebeurt dat voor je diensten. Toen ik het hier ruim acht jaar geleden overnam van een huisarts die zijn praktijk 35 jaar had gevoerd, heb ik een aantal dingen veranderd om er een goed lopende praktijk van te maken, zoals ik dat zie. Elke huisarts heeft daar zijn eigen idee over, vindt iets prettig of minder prettig. Het eerste wat ik heb afgeschaft was het telefonisch spreekuur. Vooral vanwege de tijdsdruk om tussen 13.00 en 13.30 uur in de praktijk aanwezig te zijn om alle telefoontjes van patiënten op te nemen. Ik merk dat steeds meer mensen zien dat je een aanvraag voor een consult en andere zaken ook makkelijk via e-mail kunt doen. Met name de wat jongere generatie vindt dat heel prettig. Wat de indeling van mijn dag verder betreft, ik begin met anderhalf uur consulten, dan een half uur overleg en koffie, en vervolgens weer anderhalf uur consulten. Daarna heb ik tijd om visites te rijden, telefoontjes te doen, brieven te schrijven of wat dan ook. ’s Middags heb een wisselend spreekuur. Op dinsdagmiddag heb ik bijvoorbeeld een ingrepenspreekuur. De kleinere ingrepen, zoals het behandelen van een ingegroeide teennagel, doe ik zelf. Dat vind ik leuk om te doen. In totaal komt het erop neer dat ik  ongeveer 55 tot 60 uur per week werk. En ik moet zeggen dat, zoals de dagen zijn ingedeeld, de financiën geregeld en de maatschap is gereguleerd, dat heel prettig werkt. Ik ga elke dag met veel plezier naar mijn werk. Ook al word je als huisarts natuurlijk ook geconfronteerd met ziekte en dood. Maar je weet dat er bij iedereen een keer een eind aan komt. En ik vind bijvoorbeeld de laatstefasebegeleiding heel erg bijzonder en waardevol om te mogen doen. Vanuit de huisartsengroep ben ik de vooruitgeschoven persoon om de overleggen met hospice De Cirkel te doen. Daar liggen ook patiënten van mij. Je komt in een heel klein cirkeltje bij een familie die afscheid gaat nemen van iemand. En dat is zo bijzonder om te zien. Veel mensen denken dat het maar één kant op werkt, dat ik alleen maar gééf. Maar ik neem van hen in bepaalde situaties ook veel. Dan hoor ik een uitspraak van een patiënt waarvan ik denk “hé, dat moet ik onthouden”. Ja, je hebt te maken met ziektes, maar je maakt ook mensen beter. In 95 procent van de gevallen weten wij als huisarts wat we voorgeschoteld krijgen zélf op te lossen. Wie kan dat nou zeggen? Dat brengt wel een glimlach. Ik heb in Zeeland mijn opleiding gedaan. In het tweede jaar heb ik expres gynaecologie en obstetrie gedaan; om bevallingen onder de knie te krijgen, mocht ik in een gebied komen te werken waar verloskunde nog wél gedaan wordt door de huisarts. Maar ik denk dat het niet meer van deze tijd is om zélf bevallingen te doen. Zeker niet in de thuissituatie. We hebben zo’n sterke tweede lijn voor bevallingen. Lig je in het ziekenhuis en het gaat niet goed, dan heb je veel meer mensen en apparatuur bij de hand. Ergens begrijp ik vrouwen wel die thuis in hun eigen omgeving willen bevallen, maar de kans dat dat misgaat is wel vele malen groter. Dat heb ik helaas te vaak gezien.’ 

Toekomst
Menno vindt het niet eenvoudig om een beeld te krijgen van zijn toekomst. ‘Dat heeft ermee te maken dat…ik ga even terug in de tijd. Er is in de jaren 80 in Woudschoten een conferentie geweest met huisartsen en die hebben een aantal steekwoorden, eigenschappen bedacht waaraan het vak  moet voldoen. Dat waren er vijf. In 2019 is die Woudschotenconferentie, vlak voor corona, herhaald. En één van die vijf punten is dat een huisarts 24/7 bereikbaar moet zijn. Dat gaat nu voornamelijk via de huisartsenpost, maar vroeger moest de huisarts zélf altijd bereikbaar zijn, zoals dat nu nog het geval is in een dorp als Molenaarsgraaf. Ik vind dat fijn om via de huisartsenpost te doen, dat ik niet dag en nacht bereikbaar moet zijn. Dat vind ik niet prettig. Maar daar wordt dus nu in dat integrale zorgakkoord aan getornd. Ik dacht dat mijn toekomst redelijk vaststond, maar die staat dus steeds meer op losse schroeven. Ik hoop dat die voorwaarden van die Woudschotenconferentie aanwezig  blijven en dat daar niet al te veel aan getornd wordt. Maar daar zijn de zorgverzekeraars wel mee bezig en de minister van Volksgezondheid Ernst Kuipers ook wel. Wat ik zei over de vier manieren hoe wij betaald worden als huisarts, dan denk ik dat dat via de dienstenstructuur wel eens anders kan gaan lopen. En dat geldt ook voor de ketenzorg. Maar ja, dat zullen we moeten afwachten. Het zal allemaal wel geleidelijk gaan en in goed overleg. Niet te feodaal vanuit de regering. Maar we moeten reëel zijn. De gezondheidszorg in binnenkort niet meer te betalen als we niet oppassen. Op het moment werkt één op de zes mensen in de gezondheidszorg. En als we zo door gaan, moeten we naar één op de vier. En dat is niet te betalen, dat wordt een drama. Dus daar moeten we dingen op verzinnen. Zelf denk ik dat internet, en dan bedoel ik waardevolle websites zoals ‘Thuisarts’, de website van onze beroepsvereniging, een gunstig effect kunnen hebben. Daar lees je bijvoorbeeld dat als een kind van vier één dag koorts heeft, je niet direct de huisarts hoeft te bellen. Geef het een zetpilletje, laat het goed drinken en kijk het twee dagen aan. Daarnaast denk ik dat we in de toekomst van ICT-oplossingen gebruik kunnen maken. Dat je eerst zo’n ingeblikte stem aan de telefoon krijgt die zegt: heeft u pijn op de borst, toets 1, bent u benauwd, toets 2, dat soort dingen. Daar gaan we in de toekomst meer naartoe, denk ik. Maar aan het einde van de rit wil 95 procent van de mensen gewoon iemand even zien. Dat intermenselijke contact tussen patiënt en dokter, dat valt niet te vervangen door telefoon, app of wat dan ook. Maar om op mijn eigen toekomst terug te komen, ik hou er rekening mee dat ik nog 25 jaar huisarts ben. Ik hóóp eigenlijk 20, want dan ben ik 65 en vind ik het wel mooi geweest. Maar ik heb het nog steeds buitengewoon naar mijn zin en ga elke dag met een glimlach naar mijn werk.’

Johan is op het moment twee à drie dagen thuis aan het werk met onder meer verkoopactiviteiten, kleding passen en contacten met vertegenwoordigers en klanten. En de andere dagen van de werkweek is hij actief als slager. ‘De mensen die dat vak kennen, weten dat dat een lichamelijk intensief beroep is; in de kou, veel tillen, veel sjouwen. Ik hoor de pensioengerechtigde leeftijd steeds opschuiven. Deze week ontvingen we de pensioenoverzichten, waarin staat dat die leeftijd is opgeschoven naar 68. Maar als ik heel eerlijk ben, zie ik mij binnen de slagerij niet zonder gebreken tot mijn 68e werken. Als ik kijk naar collega’s of oud-collega’s, gaat iedereen rond zijn 60e gebreken vertonen. Versleten knieën, armen en polsen, huidaandoeningen, hoofdpijn. Ik ben heel blij hoe wij, begonnen als een hobby, JB Business Wear hebben opgebouwd. Als ik kijk hoe het de afgelopen tien jaar gegroeid is, dan zie ik het gerust gebeuren dat als die groei erin blijft zitten, ik nog een dag extra in de kleding kom snoepen. Misschien wel volledig ooit een keer. Maar we kunnen niet in de toekomst kijken. Op termijn wil ik het liefst volledig thuis werken. We hebben twee pubers die van alles willen en doen. Dus een stukje continuïteit aan inkomsten is heel belangrijk. Ik zeg wel eens gekscherend dat mijn werk als slager onze AOV-verzekering is. Als er wat gebeurt, heb ik altijd dat werk nog. Dat hebben we in coronatijd ervaren. In die tijd werden nogal wat offertes geannuleerd. Heel logisch en absoluut niks van te zeggen, ik zou het zelf ook gedaan hebben. Maar dan zie je wel in één keer heel de flow wegvallen. Maar ik vind het werk in de slagerij ook nog steeds mooi. Dus ja, wat ik echt zou willen, hangt ook af van wat er mogelijk is. De tijd zal het leren.’ 

Uitdaging
Johan en zijn vrouw zijn bezig met een project om, in samenwerking met hun grootste toeleverancier, ook de grote bedrijven aan te gaan kleden. ‘Vaak worden we gezien als een klein bedrijfje. En dat zijn we  ook. Maar we willen ook voor de grotere bedrijven, waar een paar honderd man werken, custom-made kleding gaan maken. Waarbij de klant de kleur, de knopen, de mouwen etc. zelf bepaalt. Dat vind ik de komende jaren voor mezelf een uitdaging. Om ook bij die grote bedrijven binnen te komen en te laten zien waartoe je als klein bedrijf in staat bent.’                                     

Menno wil de huisartsenzorg hetzelfde gezicht blijven geven. ‘Menselijk, betaalbaar en toegankelijk voor iedereen. Dat is wel de uitdaging voor de komende periode. Ik ben wat dat betreft benieuwd naar de plannen van de overheid.’ 

Wat als?
Als Menno de baas was van JB Business Wear, zou hij beginnen met ordenen. ‘Mijn bureau moet leeg zijn. Ik heb daarop één ding liggen, daar kan ik op schrijven en dat vind ik nodig. Maar voor de rest? Ik heb twee monitoren op een standaard. Bij mij moet alles netjes zijn. De boeken in mijn praktijk gaan ook van groot naar klein. Dat vind ik prettig werken. Ik heb het idee dat je wel een beetje uit je jasje aan het groeien bent. En dat zou geen slecht teken zijn, want dat betekent dat je veel klanten hebt.’ 

Dat klopt volgens Johan ook. ‘De ene dag komt de leverancier zes verschillende maten dozen brengen, en de andere dag zijn het er twaalf of vijftien. En ze moeten ergens staan. Dit is ook echt  een fysieke werkplaats, waar van alles gebeurt. Het ene moment zijn we aan het bedrukken, het andere zijn we aan het borduren. Als ik op mijn beurt de baas van jouw praktijk zou zijn, dan zou ik uitzoeken of een online chatbox tot de mogelijkheden behoort. Je ziet bij grote bedrijven ook vaak dat klanten op hun website via een chatbox vragen kunnen stellen. Een persoonlijk bemande chatbox voor een aantal huisartsen bij elkaar, zou ik wel zien zitten. Zeker bij een eventueel toekomstig huisartsentekort.’   

Tips aan andere Papendrechtse ondernemers
Johan: ‘Koop zoveel mogelijk lokaal.’

Menno: ‘Dat vind ik ook een goede tip. Zelf proberen we dat ook te doen. Zo kiezen we bijvoorbeeld voor de apotheek beneden ons, het lokale schoonmaakbedrijf, en ondersteunen we hospice De Cirkel.’ 

Tot slot
Menno heeft, zoals hij zegt, weinig verstand het werk van Johan. En andersom is dat ook het geval. Toch is er één ding dat hen bindt, de hechtdraad. Menno: ‘Wat mooi omschreven! Ik vond het bijzonder en leuk om iemand te ontmoeten die ik eigenlijk niet ken. Weet nu alles van borduren. Dank je, Johan.’ Johan: ‘Graag gedaan Menno, maar die hechtdraad heb ik gelukkig al een tijd niet meer in mijn handen gehad.’